Roerige tijden

 


Fok: 10:46 [spiegeltje]:

Meerderheid Rotterdammers
voor limiet allochtonen…


 

 

Eens, lang geleden, ben ik van 't Friese platteland hier naar toe gekomen. Hier is in dit geval het Randstedelijke.

Nu werk ik in een gevangenis. Specifieker: een Huis van Bewaring. Midden in het Rotterdamse. Als ambtenaar dat is, niet als gedetineerde.

En voor het eerst heb ik geen mening. Stomgeslagen.

Want wat is er aan de hand? Omdat (als we toch in statistieken gaan denken) de bevolking van deze Huizen van Bewaring voor circa 71% bestaat uit allochtonen (lees: Marokkanen en Antillianen).

 

 

(En probeer dan maar 'ns onbevooroordeeld te blijven…)

Enfin. Thuis zijn mij altijd normen en waarden aangeleerd, zoals je zou denken dat ze moeten zijn. 'Heb uw naaste lief' en dat soort dingen.

'Ik ben geen racist.' 'Ik discrimineer niet.' Dat soort dingen.

Feit blijft; ik ben tégen stigmatiseren en tégen het soort populistisch denkenden, zoals die gasten van dat momenteel nogal populaire 'Leefbaar' Rotterdam…

Anyhoo.

 


Al in de eerste week in dienst van m'n nieuwe werkgever, amper droog uit Friesland dus, kreeg ik ruzie, in De Grote Stad. Op straat, met vier jonge zuidelijke types, ik in m'n Smart, zij in een aftandse Ford Escort. Radio hard, ramen open, schreeuwen. Haantjesgedrag, je kent 't wel. Provoceren.

We staan op de kruising Bergsingel/Bergweg, midden in 'Het Oude Noorden', collectief te wachten voor het stoplicht. Dat is; wij, het gepeupel. Zij niet. De opgeschoten lichtgetinten vonden de rij te lang en besloten de Escort nààst de rij te zetten, waarschijnlijk met de intentie om als eerste te kunnen weg rijden.

Maar dat ging alleen als ik bereid zou zijn hen voor te laten. Daar wrikte de schoen. Ik deed dat niet. Waarschijnlijk ingegeven door een plattelandse naïviteit besloot ik hen er niet tussen te laten. Iedereen diende te wachten, dus zij ook. En je auto er tussen te prakken deed mij alleen maar standvastiger denken.

De adolescente bestuurder naast mij kon dat niet waarderen. Ik kreeg vier middelvingers, kwade blikken en enige scheldwoorden, vermoedelijk, inzake mijn moeder ('tabon mok'), homo's in het algemeen ('zakouf') en iets in de trant van klootzakken ('zemel') naar me toegeworpen.

Mijn negeren deed de situatie geen goed. Het licht werd groen. Dit wilde niet zeggen dat ik van ze af was. Nee. De bijrijder besloot met een enorm mes te zwaaien. Zo'n lange, waar we in Friesland schapen mee villen.

De 'chauffeur' achtte het ook noodzakelijk mij van de weg te drukken. Helaas. Ik ben erg op m'n Smart gesteld maar m'n principes zijn mij nog meer waard.

Kortom; het provoceren kwam nu van mij. Fout waarschijnlijk. Hoe dan ook. We hebben half Rotterdam doorkruist. Al stoppend, optrekkend, afsnijdend, zij schreeuwend. Moet een apart gezicht geweest zijn.

Kennelijk verveelde deze activiteit de heren; na een circa half uur waren ze ineens uit m'n spiegels verdwenen. Ik ben niet gauw bang. Toch heb ik de auto aan de kant gezet en even stevig zitten relativeren.

Waarom vertel ik dit? Wil ik weer een bevolkingsgroep wegzetten als crimineel? Nee. Dat is niet de intentie. 

Het probleem is dat ik het bijzonder jammer vind dat zij niet in de gaten hebben dat ze het voor zichzelf en hunner landgenoten steeds moeilijker maken. Zo kweek je geen empathie. Want, zoals dat gaat, zijn raddraaiers zoals zij, slechts een klein deel van de gehele stadse bevolking.

Oplossingen? Ik weet 't niet. En met mij het gehele Rotterdamse college, denk ik.

Wat mij beangstigt is een uitspraak van een collega. Hij pleegt te zeggen dat, op basis van statistieken, de HvB-populatie een afspiegeling is van wat daarbuiten, in die grote boze buitenwereld, gebeurd.

Een bevreemdend idee. Als dat ons voorland is…

Subscribe
Notify of
guest
0 Reaksjes
Oldest
Newest Most Voted
Inline Feedbacks
View all comments