Nog niet zo heel lang geleden ging de bel. Ik weet dat want ik was thuis.
Dààr stond ze, op de kokosmat: té jong om vrouw te zijn, té oud voor een nimfijn. Het vrouwmeisje bezat een aangenaam figuur en een pront stel assets. Gezegend met een volle bos haar met grote, blonde krullen reikend tot vér tot over haar ranke schouders. Haar vlezige, rozerode lippen vormden samen een killersmile.
En dan die ógen… Enórme, azuurblauwe kijkers waar ik met gemak mijn eigen reflectie in kon zien.
"Euh… Hoi?" was alles wat ik uit kon brengen.
"Hallo, meneer!" kirde ze en knikte onderwijl nonchalant naar haar partner-in-crime die bij overbuurman Willem aanbelde; "We zijn hier aan het collecteren maar dat is niet de belangrijkste reden waarom ik bij u aanbel. Zou ik even van uw toilet gebruik mogen maken?" sprak zij in één adem uit.
BAM! Striking vrolijk. Zeeuwse tongval. Zò met de deur in huis. Ik hou daarvan.
-comfortable silence-
Ik stamelde, overdonderd en véél te enthousiast: "Euh.. Maar natuurlijk! Kom binnen!"
Het wichtje huppelde de gang in alsof ze er kind aan huis was, drapeerde haar jas, tas en collectebus op en rond de sofa en schalde: "Leuk huis! Woon je hier alleen?"
Ze had de formaliteiten laten varen. Ik was nu een 'je'.
Terwijl zij nieuwsgierig rondkeek en ik weifelend op een antwoord zat te broeden ("Het is ingewikkeld"), besefte ik dat we op minder dan een halve meter van elkaar af stonden.
Ik rook een dure shampoo. Ik rook een onweerstaanbaar parfum. Ik rook haar rozige, frêle huid.
Ik sloot m'n ogen en genoot van prettige associaties uit lang vervlogen tijden. Als ware ik Jean-Baptiste Grenouille himself.
Ik was verkócht.
Het zachte zingen van haar stem bracht me weer terug naar de realiteit; "Euh.. Het toilet?" Twee knalblauwe ogen keken mij doordringend aan. 'De nood is hoog', veronderstelde ik. Al hakkelend gaf ik aan dat het toilet zich achter de keuken bevond; "Euh.. Het toilet bevindt zich daar, achter de keuken…" "Oh, oké.." zong ze en huppelde de aangewezen richting in. "Ze is een peertje." bedacht ik me terwijl ik apathisch haar figuurtje nakeek.
Ik ging op de sofa zitten, ontwaarde een oervrouwelijk, Oillily-esque shawltje en kon het niet laten er even heimelijk aan te ruiken. Céleste!"
"Jour et nuit, demoiselle,
aux mille et un visages
Tu ferras de ma vie l'autel de tes plaisirs
Et j'oserai toujours de tes rêves saisir
L 'impalpable bonheur qui traverse les âges."
Je zal me wel vreemd vinden!" riep ze vanuit het achterhuis; "Zomaar bij een wildvreemde naar het toilet!"
Ik schrok, vermande me en dacht, terwijl ik het shawltje zorgvuldig terugfriemelde: "Nee hoor, integendeel. Het heeft zo moeten zijn dat je de zon laat schijnen in mijn armzalige bestaan, 'n hemelse hymne laat klinken uit duizend kinderkelen en … " maar ik zei; "Nee, hoor. Als je mot, dan mot je." Gegiebel uit het toilet. "Ik ben Cornelia*. Ik kom uit Zeeland!"
Het archetype van Zeeuws Meisje! In MIJN huis! (..) God Bestaat!
"Het Zeeuwsche Meisje,
zoo fijn als boter,
doch niet zo duur."
Ineens drong het tot me door -ik verzin 't niet- deze deerne had de wc-deur wagenwijd open gelaten.
"Ik houd de deur open, hoor! Dan kan ik je beter verstaan!"
Volkomen overbodig want ik laafde me aan élke klank welks er uit haar snebbeke kwam. Over waar ze vandaan kwam, dat ze Oud-Beijerland zo'n e-n-i-g dorp vond en dat ze vroeg of laat 'naar de grote stad' wilde. Permanent.
Mijn aandeel in deze manke dialoog was het geven van korte, al dan niet bevestigende woorden zoals "Oh ja?", "Leuk!", "Ach, wat jammer." en de onvermijdelijke ja's en nee's.
"Nee hoor, integendeel. Het heeft zo moeten zijn dat je de zon laat schijnen in mijn armzalige bestaan, 'n hemelse hymne laat klinken uit duizend kinderkelen en … "
Vervolgens waste zij keurig haar handjes en vond de handdoek alsof ze hier al jaren verbleef.
Op mijn vraag of ze koffie bliefde was haar antwoord een verrassend "Grààg!", gevolgd door een teleurstellende "Maar niet nu. We zijn nét begonnen en dat kan ik m'n vriendin niet aandoen, ha ha.." Ik lachte mee maar inwendig moest ik huilen.
Ik griste haar jas van de sofa en sloeg deze in één sierlijke beweging om haar fragiele schoudertjes. 'Cornelia' draaide zich om, liet haar lippen verstrakken maar haar grote, indringende ogen keken me veelzeggend aan, en prevelde met een onvoorstelbaar zwoele maar bovenal opvallend volwassen intonatie; "Dank je wel…"
-comfortable silence-
En terwijl Cornelia de deur uit huppelde riep ze, in zo ongeveer dezelfde intonatie als Jahaaa! En geen cent tevééjj! (het zal een Zeeuws dingetje zijn, me dunkt); "Bedankt, hoor! Je bent een lieverd!"En wég was ze.
Wat de fak just happened to me?
"Geen cent teveel, indeed." bedacht ik me nog, terwijl ik de deur sloot: in alle consternatie zomaar vergeten iets in d'r collectebusje te doen…
*Niet-gevingerde naam
Prachtig….!
En dat was ze.
De kracht van het onbereikbare.
Zucht.