Blij dat ik van die doodskist op wielen af was, werd jij, een échte mànnenauto (+) vond ik, de mijne, ergens in een koude februarimaand van het jaar 2002 2005. Voor een appel en een ei en 2.500 euro.
Je was negen tien elf jaar oud maar had slechts 77.000 km. achter de rug.
Ik kocht je van collega Hans, zomaar spontaan tijdens een doordeweekse lunchpauze, midden op het binnenplein van -toen nog- het Huis van Bewaring, de Noordsingel.
Enfin.
Je werd verhuiswagen, taxiede de mooiste ex-en vrouwen, bekeuringen werden trofeeën, je liet me in je slapen, we bezochten de mooiste plaatsen en onze ritjes naar thuisland Friesland deden we met de ogen dicht.
We werden echter ouder, kwaaltjes onvermijdelijk. Ik een vliegende fistel, jij een defecte stabilisatorstang. Klapperende hartkleppen werden ons gewoon. Solidaridad!
Het onvermijdelijke gebeurde; 150.000 kilometer later trok je het niet meer. Je remmen bleven hangen en ondefinieerbare geluiden werden je deel. Dokter Marius zei; "Ze is aan d'r einde. Ik zou maar afscheid nemen." Ik dééd afscheid nemen.
Nog één keer je schoot ontdoen van tabak en lege blikjes, nog één keer je asbak legen. Nog één keer zuigen en nog één keer door de wasstraat. Je glom als nooit te voren. Het was alsof je 't wist… 😢
En nu… nu ben je weg.
Waar je bent weet ik niet. Vermoedelijk wachtend op een Pool de sloop, op één of ander troosteloos industrieterrein, wegkwijnend. Laat niet als dank. Ik ben een harteloze lul.
Je opvolgster staat alweer voor de deur. Glimmend in de lak, op nieuwe lichtmetalen velgjes. Ik ben blij met haar maar toch … Verdòmme. Potjandorie. Waarom kan een mens zich zò hechten aan een hoop metaal?
Oh wacht (..)
BettyMazda. Bedankt!