Net spektakulêr, wol bysûnder: ús Deit en Memmeminske troch de bocht. Op besite bij de jongste soan.
It wiene tige noflike dagen mei buorrels, pesto op bolle, in soat kofje, in debat op de telefyzje, stretchersliepe, Siementsje, moai waar, de wei kwyt, heachrinnende emoasjes, rûntsje ride en de Elzentûn…
'Na zijn overlijden op 19 juni 1954 in Hilversum werd hij gecremeerd in Driehuis. Zijn as werd verzonden naar Jirnsum.
Het verhaal wil dat de postbode die het pakket bracht, onderweg een kennis tegenkwam. 'Witst wa't ik hjir op de pakjedrager haw?", zei hij. "Sjouke de Zee".'
Laafde de rest van 't Neerlansch' gepeupel zich gister vandaag het ongans aan de geneugten van een oer-Hollandse Koninginnedag; hier daarentegen stond deze dag voornamelijk in het teken van de dood melancholie. En niet eens op een onprettige manier.
Mem zei er al de hele week tegenop gekeken te hebben: "Was het maar zaterdag, dan was het voorbij.."
Zoals inmiddels bekend had mijn oudste broer gister zullen verjaren. Vijftig zou hij geworden zijn ware het niet dat hij tussentijds enigszins onvrijwillig het aardse met het hemelse verruilde.
Enfin.
Broer twee was vanwege werkzaamheden elders niet in de gelegenheid aanwezig te zijn en dus was het aan Deit, Mem en den eamel de herinnering levend te houden. Dit begon gisterochtend.
Om ongeveer kwart voor negen stond ik op de kokosmat met een grote bescheiden bos bloemen voor Mem, kaartje erbij ("Tsjeard. Foar altiid yn us hert..") en een zestal Oranjekoeke-gebakjes voor ons allen maar uiteindelijk voor Deit net iets meer.
Het laat zich niet moeilijk raden: Mem was ontroerd. Vanwege mijn onverwacht vroege aanwezigheid, de beladenheid van het moment en 'de eerste verjaardag zonder..' Het werd een Bijzondere Dag.
Nadat we Tsjeard eenzijdig gedag hadden gezegd bij 'zijn' columbarium en hem hadden voorzien van een feestelijk geel bloemstukske volgde een filosofische wandeling met Mem over het kerkhof, Deit op een bankje want lopen is niet zijn sterkste punt, alwaar de verhalen over de ingelegenen rap op elkander volgden.
Nadat wij ons er van vergewist hadden dat ook Pake en Beppe nog steeds op hun plek lagen, vervolgde de rit zich naar De Deelen want het was nog vroeg.
Bij aankomst had Deit 't alweer bekeken en wierp zich enthousiast op 't eerste het beste bankje wat hij tegenkwam om ons onderwijl met een subtiele 'heuj' te signalen dat we vooral niet op hem moesten gaan wachten. Zo gezegd, zo gedaan.
Podden, Earrebarren, Ielreagers, veel zon en een paar verdwaalde natuurschilders. Het was goed zo.
Om 't voor die 'âlde' ook nog enigszins dragelijk te maken besloten we zijn geboortedorp met een bezoek te vereren.
Het dorp waar zijn vader een winkel bestierde in kaasdoek en aanverwante zaken maar wellicht een nog prominentere rol als verzetsstrijder, kaasmaker, overtuigd lid van de Blauwe Knoop maar ook die van schilder, dichter, componist en kleinkunstenaar vervulde. Eerst lokaal maar al gauw via 't regionale op 't landelijke podium.
Dat hij terloops ook nog even met z'n zakenpartner de Friese vlag heeft 'uitgevonden' (hier; nét na 't midden) is op zichzelf al een postje waard. Maar dat wellicht voor later.
Deit vertelde van de molensteen, jarenlang het dubieuze fundament 'fan in skythús' en later het boegbeeld van onze ouderlijke woning, om uiteindelijk zijn laatste rustplaats te vinden in de kademuur van 'it doarp'.
Verhalen van zijn jeugd, de oorlog, zijn vriendinnetjes, het eenzame fietsen naar de HBS in Heerenveen, 'it tsjerkhôf''en die 'tige ferfelende sneintemoan'n op 'e kreake yn 'e tsjerke'. De 'kreake' waar hij als jongetje niets mee kreeg van de preek omdat hij het te druk had met wedstrijdjes-met-hemzelf waarbij het erom ging welke condensdrup het eerst de sponning van het raam zou bereiken.
De 'Mennonieten–tsjerke' werd ons volgende doel en bleek in 2006 door God en z'n volgelingen verlaten om vervolgens een geheel nieuwe bestemming te krijgen; een autoslopersechtpaar had geld over en besloot, nadat de gemeente de woningen rondom deze schuilkerk uit 1648 had gesloopt, zich te storten op de renovatie van het stokoude Godshuis en er een soort privémuseum in te vestigen.
Dat daarbij de oude Sjouke de Zee een groot aandeel in de collectie verkreeg stemde mijn vader bijzonder tevree en dankbaar maakte hij dan ook gebruik van het platform wat hem zo onverwacht in zijn seniore schoot werd geworpen. Met zo nu en dan een vertederende snik in zijn sonore, rochelende stem.
Anyway; drie- en een half uur, zes cappuccino's, een handvol hazelnootbonbons en een schaal borrelnoten verder stonden we weer buiten, uitgezwaaid door de autosloopmevrouw annex Jirnsum-connaisseur en werd de dag besloten met een wandeling naar het dorpse kerkhof met het familiegraf. Deze had ik nooit onder ogen gehad.
Het bleek dat de gehele familie was weggezet in een soort massagraf maar dan stapelbedsgewijs en nog voordat het woord massagraf zijn negatieve klank meekreeg: wegens ruimtegebrek werd de handel heul efficiënt bovenop elkaar geplaatst. As it net kin sa as it mot, dan mot it mar sa as it kin…
Moe maar voldaan arriveerden we thuis. Er werd pizza aangerukt en, allen nog onder de indruk van een bijzondere dag, werd deze in volkomen sereniteit naar binnen gewerkt. Een grouphug, een kus en een ontroerde 'tige tank foar dizze dei..' Ik sloot de deur achter me. Dankbaar. Dat was ik.